Antwoorden Leerling in Beeld M5 en E5.
Antwoorden Deel 1 – M5
Rekenen 1
1 3 munten
2 272
3 70 kinderen
4 220
5 C
6 18
7 72
8 D
9 € 200
10 48
11 12 cm
12 203
13 A
14 202
15 102 centimeter
16 90
17 200 gram suiker
18 190
19 25 briefjes
20 565
21 105
22 21 dagen
23 2 meer
24 € 4,10
25 294
Spelling 1
1 C
2 B
3 A
4 D
5 B
6 A
7 A
8 B
9 D
10 C
11 C
12 B
13 A
14 D
15 C
16 B
17 A
18 D
19 C
20 C
21 D
22 B
23 B
24 A
25 C
Begrijpend lezen 1
1 C
2 A
3 Oliver Lips
4 B
5 C
6 B
7 Maar al snel sluit hij een bijzondere vriendschap met de twee en smeden ze samen plannen om voor iedereen een oplossing te vinden.
8 Eigen beoordeling. Er moet een reden opgegeven worden.
9 D
10 Minder plastic gebruiken
11 C
12 C
13 A
14 A
15 Naar Bremen om muzikant te worden (of: genieten van zijn oude dag)
16 Ze zijn allebei weggelopen, omdat hun baas ze af wilde maken
17 C
18 B
19 de ezel en de hond
20 D
21 C
22 B
23 anijszaad
24 Wit brood met suiker
25 A
Rekenen 2
1 71
2 A
3 9 bundels
4 24 minuten
5 357
6 420
7 32
8 62 meisjes
9 401
10 50
11 25 briefjes
12 34 minuten
13 691
14 D
15 C
16 47
17 300
18 45
19 335 meter
20 A
21 295
22 66
23 256
24 329
25 175
Spelling 2
1 D
2 A
3 B
4 D
5 C
6 A
7 B
8 A
9 D
10 C
11 D
12 C
13 B
14 B
15 A
16 A
17 C
18 B
19 D
20 A
21 D
22 C
23 B
24 B
25 B
Begrijpend lezen 2
1 Hij graait tussen de krant die open op tafel ligt.
2 D
3 ‘Keer op keer ben ik dat ding kwijt.’
4 Oma
5 B
6 Dan begint oma heel hard te lachen.
7 B
8 B
9 D
10 Dat kreng, hij, hem, dat ding
11 C
12 B
13 De leerlingen van groep 5 van basisschool De Distelvlinder
14 D (voor B is de aanhef te formeel)
15 Aan de rand van de Rozenwijk
16 D
17 A
18 C
19 een verhalende tekst
20 de koning
21 A
22 B
23 C
24 C
25 B
Rekenen 3
1 81 stukjes
2 8 kaarten
3 590
4 123 mandarijnen
5 370
6 9 minuten
7 9
8 42 stickers
9 120
10 11 munten
11 5 doosjes
12 € 220
13 102
14 36
15 50 muntjes
16 981
17 4 doosjes
18 510
19 7 snoepjes
20 76
21 84 cent
22 vrijdag
23 810
24 213 kinderen
25 6 km
Spelling 3
1 B
2 D
3 A
4 A
5 A
6 B
7 B
8 D
9 D
10 D
11 B
12 A
13 B
14 D
15 D
16 A
17 B
18 C
19 D
20 C
21 C
22 A
23 B
24 A
25 A
Rekenen 4
1 280 gram
2 5 pakken
3 72
4 13 munten
5 125
6 12 ml
7 280 gebakjes
8 8
9 4 kinderen
10 113
11 555
12 12 knikkers
13 220
14 200
15 31 likes
16 D
17 180
18 109 m
19 96
20 5 euro en 60 cent
21 651
22 Na 6 dagen
23 B
24 31
25 6
Begrijpend lezen 3
1 D
2 A
3 C
4 B
5 Het gebak dat over is gebleven
6 D
7 Dat geweld in games stopt
8 Dat geweld zo normaal gezien wordt
9 Inleveren bij producenten van games
10 Eigen beoordeling. Argument is belangrijk.
11 C
12 A
13 C
14 1 Kinderboekenweek is van 1 tot en met 12 oktober; 2 Het is dan feest in Boekhander Beunder in Wielingen, (ook goed: Boekhandel Beunder bevindt zich in Wielingen).
15 D
16 C
17 C
18 wit tekenpapier, potlood, warm water, theezakje
19 Doe het theezakje in het water en laat goed trekken.
20 In thee zitten allerlei stofjes die voor een donkere aanslag zorgen.
21 A
22 C
23 D
24 D
25 B
Spelling 4
1 D
2 A
3 C
4 B
5 A
6 B
7 A
8 A
9 D
10 B
11 C
12 C
13 C
14 A
15 C
16 D
17 B
18 A
19 C
20 D
21 B
22 A
23 D
24 C
25 C
Rekenen 5
1 D
2 919
3 101
4 € 130
5 102
6 B
7 8 zakjes
8 8
9 280 km
10 230
11 € 1,30
12 48
13 11
14 4 doosjes
15 10
16 15 briefjes
17 334
18 94
19 D
20 C
21 37
22 42 stickers
23 41
24 35 minuten
25 7
Begrijpend lezen 4
1 B
2 A
3 Mats
4 C
5 C
6 C
7 Ze zijn brutaal, maar mooi
8 C
9 Ze dagen het donker uit en ze spotten met de nacht
10 Eigen beoordeling. Bijvoorbeeld: ze zijn brutaal, maar wel mooi.
11 A en D
12 Hete, droge plaatsen, bijvoorbeeld in de woestijn. Noord- en Zuid-Amerika
13 Ze hebben weinig water nodig
14 dat je er goed voor zorgt
15 D
16 B
17 een verhalende tekst (of: een fragment uit een verhalende tekst)
18 Hij ziet een rotte kies
19 B
20 Bijvoorbeeld: “angstig”, “ik wil naar achteren, maar kan geen kant op” of “mijn ogen worden groot”.
21 C
22 B
23 “Natuurlijk voelde ik het wel.”
24 A
25 A
Spelling 5
1 B
2 B
3 B
4 D
5 B
6 B
7 A
8 B
9 A
10 C
11 C
12 A
13 B
14 D
15 A
16 D
17 B
18 B
19 A
20 C
21 B
22 D
23 D
24 A
25 A
Antwoorden Deel 2 – E5
Rekenen 1
1 A
2 A
3 45 meter
4 336 muffins
5 37
6 20 keer
7 D
8 453
9 A
10 14 meter 50 centimeter
11 B
12 C
13 15
14 35 minuten
15 800 gram
16 220
17 70
18 78 cm
19 3 knikkers
20 810
21 370
22 3
23 34 paar schoenen
24 304
25 20 meter en 9 centimeter
Spelling 1
1 C
2 D
3 A
4 B
5 C
6 D
7 A
8 B
9 C
10 D
11 A
12 D
13 D
14 C
15 C
16 B
17 A
18 D
19 C
20 A
21 B
22 D
23 C
24 B
25 A
Begrijpend lezen 1
1 Tussenwoning, grote villa en flat.
2 C
3 B
4 B
5 Rotterdam
6 ‘klein wonen’ moet bij mini-huisjes, ‘prachtig uitzicht op zee’ moet bij molen, ‘geen huisdieren’ moet bij mini-huisjes en ’traplopen’ moet bij vuurtoren.
7 B
8 Dat mensen steeds kleiner gaan wonen
9 Feiten: mini-huisjes zijn klein, maar staan vaak in de natuur; Meningen: ik vind een villa niks, veel te groot, dat is pas mooi wonen
10 Feiten: kubuswoningen staan in Rotterdam; Meningen: een vuurtoren en molen zijn krap
11 A
12 C
13 C
14 B
15 De alpaca heeft een lieve snoet, zijn vacht is heel erg zacht en wollig
16 Eens per jaar krijgt de alpaca een scheerbeurt, van alpacawol kun je kledingstukken maken
17 B
18 Sprongen van 10 meter maken
19 zwart (alleen het gezicht is wit)
20 De witgezicht-saki
21 de alpaca
22 B
23 A
24 C
25 B
Rekenen 2
1 35 graden
2 399
3 1 snoepje
4 347
5 58 minuten
6 678
7 341 giraffen
8 C
9 E
10 139 giraffen
11 202 giraffen
12 95
13 324
14 C
15 430 en 570
16 18 koeken
17 € 5,25
18 24 minuten
19 128
20 112
21 900
22 6 kg
23 D
24 325 ijsjes
25 610
Spelling 2
1 B
2 A
3 B
4 B
5 C
6 A
7 D
8 D
9 A
10 B
11 C
12 C
13 D
14 B
15 A
16 C
17 C
18 D
19 B
20 B
21 C
22 A
23 C
24 D
25 B
Begrijpend lezen 2
1 C
2 A
3 C
4 B
5 B
6 C
7 B
8 Eigen beoordeling.
9 D
10 een rauwe aardappel, een rietje
11 D
12 samenpersen van lucht
13 Hoe zit dat? Eerste zin: Je hebt lucht gebruikt om door de aardappel heen te prikken.
14 Doordat de lucht niet weg kan als je het rietje dichthoudt, wordt hij samengeperst en sterker. Daardoor kan het rietje door de aardappel heen.
15 Klachten over het gebruik van plastic rietjes
16 Een gewoon rietje hergebruiken of een plantaardig rietje gebruiken
17 F
18 A
19 B
20 A
21 A
22 Eigen beoordeling. Bijvoorbeeld: omdat je zelf veel schade veroorzaakt hebt.
23 A
24 Vrijdagavond van 19.00 tot 20.00
25 D
Rekenen 3
1 18:42
2 A
3 C
4 47
5 16:15 uur
6 176
7 4 kinderen
8 C
9 B
10 130
11 D
12 winkel
13 A
14 € 470
15 105 centimeter
16 87
17 16:17 uur
18 10 biljetten
19 83
20 6995
21 € 58
22 € 440
23 44
24 60
25 1
Spelling 3
1 B
2 A
3 B
4 D
5 A
6 B
7 C
8 B
9 A
10 D
11 A
12 B
13 C
14 A
15 D
16 B
17 D
18 A
19 C
20 C
21 D
22 B
23 D
24 D
25 D
Rekenen 4
1 12:14 uur
2 400
3 5 bosjes
4 61
5 1263
6 108 cm
7 86
8 35 stukjes
9 13
10 € 220
11 700
12 2995
13 53
14 Om 11:25
15 22
16 C
17 3
18 298
19 A
20 juni
21 € 1,20
22 820
23 253
24 C
25 25
Begrijpend lezen 3
1 D
2 A
3 A
4 C
5 vanwege een strenge winter
6 B
7 D
8 Oscar
9 A
10 C
11 D
12 C
13 Ze hebben allebei van alles (mankementen)
14 een groter huis met een lekker stukje grond
15 B
16 Dan lijkt het alsof hij vliegt, maar dat doet hij dan niet.
17 D
18 C
19 B
20 3 krokodillen
21 een aflevering uit een crime-serie
22 vier mannen en een vrouw van 27 tot 52 jaar oud
23 B
24 A
25 Eigen beoordeling. Bijvoorbeeld: de politie vond drie krokodillen in een drugslab; er zijn vijf mensen aangehouden voor het maken van drugs; de politie doet onderzoek; er is een geheim drugslab gevonden; de dierenbescherming nam de krokodillen mee; het gaat om Nijlkrokodillen
Spelling 4
1 B
2 D
3 A
4 A
5 C
6 B
7 D
8 B
9 A
10 B
11 C
12 A
13 D
14 D
15 B
16 D
17 C
18 C
19 B
20 D
21 A
22 D
23 B
24 A
25 D
Rekenen 5
1 1 munt van € 1 en 1 munt van € 0,50
2 47 kinderen
3 165 centimeter
4 16
5 100
6 4 kunstwerken
7 3 snoepjes
8 40
9 750
10 610
11 41 minuten
12 48 dozen
13 129
14 € 5,40
15 22
16 10 minuten
17 3498
18 38
19 70 meisjes
20 maandag 10 augustus
21 D
22 25 meter
23 20 meter
24 48 stickers
25 € 12
Begrijpend lezen 4
1 C
2 A
3 14.125 eilanden
4 D
5 B
6 A
7 Half twee
8 Louis
9 C
10 B
11 C
12 Hij liep over een touw tussen twee gebouwen
13 A
14 Eerst tussen twee banken, daarna tussen twee bomen.
15 D
16 Omdat hij allemaal gevaarlijke dingen opnoemt.
17 Hij doet erg gevaarlijk
18 A
19 De Indische antilope
20 C
21 B
22 Het geluid dat hij maakt als er gevaar dreigt
23 B
24 C
25 Het schoonmaken
Spelling 5
1 C
2 B
3 A
4 A
5 D
6 A
7 C
8 B
9 B
10 D
11 D
12 B
13 C
14 C
15 D
16 D
17 B
18 B
19 D
20 B
21 A
22 B
23 B
24 B
25 A